Spelling
We herhalen de woordtypen die in de vorige kern werden geoefend met spelling, zodat ze aan het eind van de kern worden beheerst:
-woorden van één lettergreep die beginnen met of eindigen op twee medeklinkers, zoals :stal en wesp
-eenvoudige samenstellingen van twee lettergrepen, zoals :zakmes en voetbal
-woorden van één lettergreep die beginnen met sch- ,zoals: schaap
-woorden van één lettergreep die eindigen op -ng, zoals: bang
-woorden van één lettergreep die eindigen op -nk, zoals: bank.
-Verder oefenen we met het spellen van de woordtypen die de kinderen leren lezen, waaronder ook woorden van één lettergreep die eindigen op twee medeklinkers met een tussenklank (kleefletter), zoals: half, wilg, melk, helm, tulp, slurf, berg, vork, warm, harp en hoorn. De kinderen leren dat die letters aan elkaar ‘kleven’ en dat ze er geen letter tussen moeten schrijven. Het is dus ‘melk’ (en niet ‘melluk’).